De Bergen
De mensen vragen mij weleens: wat doe jij als jij in de bergen bent? Dan heb ik niet echt een panklaar antwoord. Meestal is het iets als: dan zit ik in een huisje en doe ik soms niets en soms ga ik eropuit om te wandelen (en om een top te beklimmen, voeg ik daar dan vaak aan toe, maar zo heel vaak komt dat eigenlijk niet voor).
Maar als het weer het toelaat ga ik wandelen en dat begint dan ‘s ochtends met de vraag: waar ga ik naartoe? En omdat naar kaarten kijken en mijzelf verwonderen over de plekken waar ik allemaal naartoe zou kunnen gaan een van mijn favoriete bezigheden is, duurt het vaak een poosje voor ik echt onderweg ben.
Als het zover is dan neem ik mijn rugtas mee met water en brood en een appel en de sleutel van het huis en dan ga ik de trap af en bijna altijd rechtsaf, want linksaf is de supermarkt en de lift naar beneden en rechtsaf is het pad naar boven. En dan wandel ik eerst door het dorp, langs Berghaus Toni en dan redelijk steil naar een plek die Riederfurka heet, en vanaf daar kan ik dan alle kanten op.
Vandaag was die kant rechts, over een pad dat ik een paar jaar terug ook liep. Toen was het mistig en was ik er voor het eerst en wist ik niet zo goed waar ik naartoe moest en wat ik aan zou treffen. Nu wist ik dat wel. En ik liep en ik liep en de zon scheen op mijn blote benen en het was warm genoeg om mijn vest uit te trekken en ik was blij dat ik mijn gezicht had ingesmeerd.
Ik kwam relatief veel mensen tegen, allemaal echtparen en allemaal een stuk ouder dan ik, er waren erbij die waarschijnlijk al korting kregen als ze de lift naar boven pakten. En allemaal hadden ze stokken en goede jassen en afritsbroeken en bijna allemaal groetten ze mij toen ik hen groette, dat is iets van de bergen, wandelaars groeten elkaar alsof het buschauffeurs zijn in een grote stad, maar dan zonder het wuiven.
Tussen de mensen door zag ik ontelbaar veel sprinkhanen en vroeg ik me af waarom ze met zoveel waren. Ik besloot het op te zoeken maar dat heb ik nog niet gedaan. Ook zag ik donkere vogels met witte stippen, ik dacht dat het alpenkauwen waren maar toen ik dat opzocht bleken het notenkrakers te zijn, die zich ophouden in dennenbomen als de alpenden en de lariks, twee bomen die ik maar met moeite uit elkaar weet te houden, net zo moeilijk als voorheen de alpenkauw en de notenkraker, maar nu weet ik dat notenkrakers witte stippen hebben en alpenkauwen niet.
Ik liep langs koeien met bellen, mijn favoriete bergtafereel, en ik dacht aan de keer toen ik met mijn vader een Oostenrijkse berg op reed en ik het hek open moest doen voor de auto en dat er toen koeien op me af kwamen gehobbeld en dat ik het hek toen liet voor wat het was en snel de auto in sprong omdat ik bang was dat die koeien me iets aan zouden doen. Dit verhaal heb ik later nog wel eens verteld op een date om aan te geven dat het wel meevalt met wat voor grote held ik ben.
En ik liep verder en zag de grote gletsjer stralen in de zon, tussen de besneeuwde en rotsachtige bergflanken en met die knalblauwe lucht erboven. En toen ik honger kreeg ging ik op steen zitten en daar at ik mijn brood en dronk ik mijn water en ik maakte foto’s voor de mensen thuis en ik wandelde door en door en toen wist ik dat ik hier niet echt iets zocht, maar wel de plek vond waar ik het liefste was, en dat dat vanaf nu het antwoord is op die ene vraag.