Bij de visboer
Omdat ik zittend in de kappersstoel een enorme zin in een warme portie kibbeling had gekregen bevond ik mij ineens bij Vishandel Jonk aan de Rijnstraat. Het was gezellig druk, zoals het dat op zaterdagmiddag altijd is bij visboeren, groentemannen en kaashandelaren. Ik stond met mijn billen tegen het raam te wachten op mijn portie, toen zich een nieuwe klant aandeed.
Vlak voor het binnenstappen keek hij goed op zijn horloge en bejubelde zijn eigen entree met een luid ‘Goedemiddag allemaal!’. Het was op de minuut af twaalf uur. De klanten in de zaak keken op zoals klanten naar iemand kijken die niet helemaal goed is, en ik moet eerlijk zeggen, dat was ook mijn eerste gedachte, maar toen dacht ik: het is eigenlijk heel vriendelijk om de winkel zo te groeten, het gebeurt alleen een beetje luid.
‘Wat mooi dat de zon weer schijnt he, wat mooi toch, och och’, ging de man verder. De mensen knikten en mompelden iets als ‘nou nou’ en ‘ja ja’, in de hoop dat de man het bij deze paar oprispingen zou laten. Het personeel had deze man al vaker in de winkel gehad want nadat er wat onderlinge blikken werden uitgewisseld bleek een nog jonge dame de aangewezen persoon om deze meneer te helpen. ‘Zeg het maar!’, stak ze enthousiast van wal.
Daar had de man nog niet op gerekend. ‘Och och, nou nou, eens even kijken.’ Hij stond inmiddels gebukt en met zijn grote neus tegen de vitrine. ‘Een zalm, ja, die zalmsalade in die bak, die was lekker, die wil ik nog een keer. En een haring compleet. En paling uit het IJsselmeer.’ De jongedame van de vishandel ging voor de man aan de slag.
‘Het IJsselmeer, wat vroeger de Zuiderzee was. Amsterdam heeft het, in Volendam leeft het’, riep hij tegen niemand in het bijzonder. Een echtpaar naast mij liet een haring in hun keel zakken en wist niet hoe snel ze weg moesten zijn. ‘Och och och. Binnenkort ben ik al driekwart eeuw. Niet voor te stellen’, ging de man verder.
‘Anders nog iets?’, vroeg de jongedame.
‘Een paar jaar erbij’, riep de 74-jarige gevat.
Het meisje was niet van haar stuk te krijgen en zette het tasje met de zalm en de haring en de paling uit de vroegere Zuiderzee alvast op de toonbank. ‘Dat is dan 17,80.’
Geen geld, vond ik. Hij wilde contant afrekenen.