Dagboek van een spin
Ik ben een spin en hang hier langs de Cruquiusweg op vierhoog aan een balkonrand. Het afgelopen uur ben ik druk in de weer geweest met het spinnen van mijn web en nu is het tijd om even uit te rusten. Gelukkig heb ik als spin de gave gekregen dat ik kan schrijven. Dat doe ik graag als ik even geen web hoef te spinnen. Op dit moment kijk ik uit op mijn concullega’s, we spinnen onze webben op gepaste afstand, als hobbyvissers langs een winderig kanaal op zondagmorgen. Zo komen we allemaal aan ons trekken. Bij de een vliegt er een mug het web in, bij de ander net een stuk pluis. Hij dacht dat-ie beet had en kwam als een bezetene uit zijn hol, maar toen hij zag dat het geen eten was maar een pluisje keerde hij met de staart tussen de benen terug naar het hoekje bij de muur. Wat hebben we gelachen met zijn allen. Ondertussen ligt de bewoner en baas van deze plek op zijn nieuwe balkonbank. Sinds hij dat ding vorige week heeft gekocht is hij er haast niet meer weg te slaan. Jammer, want het hout zou zich lenen voor een schitterend nieuw web, maar dat zit er nu dus nog even niet in. Hij kijkt mij trouwens al een poosje argwanend aan. Dat is jammer want het is een mooi web dat ik heb gesponnen en mijn schuilplaats mag er ook zijn en ik ben juist iemand die wel een vlieg kwaad doet maar geen mens. Mensen zijn veel te groot en ze stinken, vooral in de zomer. Ik hoop wel dat hij zo een lampje aandoet, want dan komen de motten. Motten zijn domme beesten. Ze denken dat het licht dat uit de huizen en van de lantaarns komt hetzelfde licht is dat van de maan. Ze gebruiken de maan namelijk om zich te oriënteren en te verplaatsen, net als onze zeelieden vroeger. Maar dat werkt dus alleen als er verder geen licht is. En omdat een mot niet op de hoogte is van wat Edison en Watt en Philips voor ons hebben betekend is-ie dus volledig gedesoriënteerd als er ergens een lamp aan gaat en dan vliegt-ie zo ons web in. En daar eet ik dan weer van. Daarom ben ik die bewoner ook zo dankbaar. Want je kunt veel over hem zeggen, maar iedere avond doet hij de lampen aan en dat betekent dat wij zo’n beetje aan tafel kunnen. Hij gaat nu naar bed, zie ik. Dan ga ik maar weer eens aan de slag. Maar helaas is de bewoner beter in het schrijven van een goede slotzin dan ik.