De fietstocht

Bart Luppes
6 min readSep 5, 2022

--

Op een dag besloten een vader en een zoon samen een eindje te gaan fietsen. Het zou een tocht worden van drie dagen en wel meer dan tweehonderd kilometer en ze zouden door Overijssel en Flevoland en Friesland en Noord-Holland gaan en om die laatste provincie te bereiken moest het IJsselmeer zelfs met een veerboot worden overgestoken.

Bepakt en bezakt (maar ook weer niet heel erg bepakt en bezakt want wat heb je nou eigenlijk nodig als je er drie dagen en twee nachten op uit gaat, een fietsbroek en een wat schone onderbroeken en misschien een shirt en een broek voor ‘s avonds, doe daar een toilettas bij en een oplader voor de telefoon en een banaan voor je weet maar nooit en je bent er wel zo’n beetje) vertrokken ze op een zonnige donderdagmiddag vanuit het gehucht De Blesse. Het was meer dan dertig graden maar dat gaf niet want er was genoeg water en er stond een flinke bries, dat het riet langs de rivier De Linde liet wuiven als een net inaugureerde koning op het balkon van zijn paleis.

Daar gingen ze dan, tezamen, de vader voorop en de zoon erachteraan. De een kende de weg en de ander stelde vragen en dacht bij de wildroosters die ze overstaken terug aan vroeger, écht lang geleden, toen het nog een opa en een kleinzoon waren die uit fietsen gingen. Dat gebeurde vaak op Ameland en dan maakten ze tochtjes naar de duinen of naar Nes of naar Het Oerd want daar was het uitzicht zo mooi. En dan keerden ze terug en dan had oma broodjes gemaakt en dat was dat, en daar moest hij aan denken omdat opa het niet zo had op wildroosters en er zo nu en dan zelfs voor afstapte, iets dat de kleinzoon nooit zo heeft begrepen maar wie was hij om daar iets van te zeggen.

In Kuinre kochten ze kauwgom en zonnebrand, in Lemmer was er drinken op een terras en in Oudemirnum aten ze twee bolletjes ijs op een boerenerf waar de Nederlandse vlag voor de verandering eens niet ondersteboven hing. Toen kwamen ze na een korte klim en iets minder korte afdaling langs het Mirnser Klif aan in het dorp Bakhuizen, waar ongeveer duizend mensen wonen van wie er twee waren die ervoor zorgden dat de vader en de zoon die nacht een dak boven hun hoofd en een bed onder hun billen hadden. Het was een knus huis, ingericht door mensen zonder smaak maar met een groot hart en dat is uiteindelijk toch maar weer waar het om gaat.

De nacht was lang, warm en slecht. De een snurkte, de ander niet. Welke van deze twee de vader en welke de zoon was vertelt dit verhaal niet, maar feit is wel dat de vader als eerste van de twee aan het ontbijt zat en dat de zoon wel twee koppen koffie dronk, iets dat hij normaal nooit doet en waardoor de eerste kilometers op de fiets met een ietwat verhoogde hartslag en verzuurde maag werden afgelegd. Maar dat gaf allemaal niet, ze waren uit fietsen, samen, dat deden ze toch maar mooi, en voor ze het wisten stonden ze in Stavoren, waar de boot naar Enkhuizen zou vertrekken en dat om stipt tien uur vijfentwintig ook deed.

Op de boot: veel koppels, een enkel gezin, wat eenlingen en een trio bestaande uit twee vrouwen op leeftijd en een pastoor, die alledrie een kopje koffie namen (dat overigens goedkoper was dan aan wal, de mensen vielen deze reis van de ene verbazing in de andere). Er stond een behoorlijke wind en de mensen aan boord vergaapten zich aan zeilboten die schuin over het water scheerden en golven met hier en daar wat schuimkoppen, de Zuiderzee zou er om lachen maar voor het IJsselmeer was het allemaal nogal wat. Na iets meer dan een uur bereikte het varende gezelschap de overkant en aan de overkant stapte iedereen aan wal. De vader en de zoon hadden alweer trek en er was warme vis met gratis saus en dus kon het vervolg van de tocht nog wel eventjes wachten want een mens kan veel op een maar over de dijk naar Hoorn fietsen hoort daar niet bij.

Uiteindelijk vervolgden ze hun weg. Eerst door Enkhuizen, dat een stuk groter was dan gedacht, langs akkers vol bloemkool, weiden vol schapen en uiteindelijk: het Markermeer. Daarna ging het binnendoor naar Hoorn, langs telers van peren, pruimen en pootaardappelen. De wegen lang en recht als een kaars, niet het mooiste stuk, maar ook dat hoort erbij, de twee fietsers zeiden dingen als dat je dalen nodig hebt om te kunnen pieken, iets wat hen dan weer deed denken aan de eeuwige zomervakanties naar Oostenrijk, want wat was dat mooi en wat beleefden ze daar toch altijd een avonturen.

In Hoorn gebeurde er niets en was het grijs en de stemming een beetje bedrukt maar na een goed glas cola en soep en brood fietsten ze door plaatsjes met namen als uit de boeken van Annie M. G. Schmidt. Ze heetten bijvoorbeeld Scharwoude, Grosthuizen, Kathoek, Oudendijk, Oostmijzen, Schermerhorn, De Rijp, Spijkerboor, Oostknollendam en Westknollendam en wat het geheel nog feestelijker maakte was dat er in Schermerhorn een veerpont was die bevaren werd door een kapitein met de naam Jan Hop en dat de vader en de zoon op de Jan Hop gezelschap kregen van de pastoor en zijn twee vrouwen, die direct in de gaten hadden dat ze met bekenden van de boot naar Enkhuizen van doen hadden en hen begroetten met een luid en daverend ‘Joehoe joehoe jullie zijn van de boot!’.

Eenmaal bekomen van deze overweldigende begroeting stak naast de Jan Hop ook de zoon van wal want hij wilde nu wel eens weten met wat voor bijzonder reisgezelschap hij te maken had. En wat bleek: de pastoor en de twee vrouwen waren een paar dagen in Friesland geweest want daar had iemand van de parochie een vakantiehuisje en het was er heel erg fijn en ze hebben veel gefietst en ze waren inderdaad met zijn drieën waaronder dus de pastoor en dat kon allemaal gewoon want de pastoor had een goede band met zijn gemeente en die gemeente was Beverwijk en daar ging het drietal vandaag nog naartoe op hun elektrische fietsen en wat knap dat de vader en de zoon alles zonder motortje deden en ojee we zijn alweer aan de overkant.

Veel plezier nog, ja, goede reis, jullie ook, iedereen was aan de overkant en iedereen had plezier en iedereen ging weer op pad, de pastoor en zijn gevolg naar Beverwijk en de vader en de zoon naar Westknollendam, waar hen een prettige (lieve mensen met een lieve hond en een koud biertje) en een minder prettige (een tweepersoonsbed) ontvangst stond te wachten. Er werd gegeten aan het water en daarna ging het licht snel uit, want twee keer tachtig kilometer en al drie indrukken en wat slapeloze nachten gaan je allemaal niet in de koude kleren zitten.

Toen de volgende morgen het ontbijt (waarin een perfect gekookt eitje en de zelfgemaakte bramenjam de sterren van de ochtendshow waren) achter de kiezen was, vervolgden de vader en de zoon hun weg voor dat wat de laatste etappe van deze tocht zou zijn. Het ging over min of meer toeristisch grondgebied, want ze waren nog niet weg of de Zaanse Schans kwam in zicht. En toen de twee even later achtereenvolgens de A8 en natuurgebied Het Twiske waren gepasseerd, was het tijd voor een wisseling van de wacht: dit was het territorium van de zoon, die hier al flink wat wielrenkilometers heeft afgelegd en de vader zo de allermooiste paadjes kon laten zien, van de Monnickendammerijweg tot Overleek tot het fietspad dat ze naar Broek in Waterland en Zunderdorp en Ransdorp bracht. Het was net het echte leven, romantiseerde de zoon in stilte, het eerste deel word je aan de hand genomen en kan je zorgeloos volgen en daarna, als je voelt dat je genoeg weet en een keer of wat bent gevallen en weer opgestaan, dan is het tijd om anderen aan de hand mee te nemen, of dat nou je vader is of je moeder of een wildvreemde als een pastoor of iemand als Jan Hop, het maakt eigenlijk niet uit want het gevoel is hetzelfde en dat gevoel is een mooi en fijn en dankbaar gevoel maar nu begin ik toch een beetje als een pastoor te klinken en dat is ook weer niet de bedoeling.

En zo waren ze ineens in Amsterdam. Nog even de twee grote bruggen over, dan rechtsaf, Cruquiuseiland op en dan nog een kleine sprint naar de voordeur. Ze hadden het gehaald, de vader en de zoon, zonder problemen, zonder gedoe, met een beetje geknor na een slechte nacht maar verder geen onvertogen woord en met de bananen voor je weet maar nooit nog onaangeroerd in de tas. Zo, zeiden ze tegen elkaar. Het was een mooie tocht!

--

--

No responses yet