De wandeling
Als het gaat over het beklimmen van een berg heb je twee soorten mensen: zij die dat met een lift of trein doen en zij die dat wandelend doen. Ik hoor bij de laatste groep en zo stapte ik vol goede moed de deur uit. In de rugzak: een regenjas en vest want je weet maar nooit, water, een flesje Rivella, twee repen Balisto, een appel, brood, Bauernspeck und Käse. Het eerste doel van de tocht was de bergtop Männlichen. En zoals dat gaat op een berg begint de tocht omhoog in het bos. Er waren varens en lariksen en als je de geur kon vangen en in een potje wist te stoppen zou je goede zaken kunnen doen. Het was wat bewolkt en het zou misschien eventueel wellicht gaan regenen en toen ik op het punt was gekomen dat de lucht te ijl werd voor de bomen en ik dus het open veld in moest, vielen de eerste druppels. Maar Du stirbst nicht am Regen, aldus mijn Zwitserse buurvrouw, en dus stapte ik nog even door want zo nat werd ik er niet van en ik had een lange tocht voor de boeg.
Juist op het moment dat ik tóch mijn regenjas aan wilde trekken klaarde het op, je zult het inderdaad net zien. Ook op dat moment daalde er een jong en knap Amerikaans stel af. Ze zeiden dat het boven slippery was en ik zei dat ik erop zou letten. Have a good day, have a good one, en daar gingen ze. Ik ging ook weer, en ik liep nét onder de kabels van de gondel door toen het er een bak vol mensen van het luie soort omhoog gleed. Ik zag ze kijken en denken: tsjongejonge, die knul doet maar, die wandelt en klautert gewoon omhoog en wij zitten hier maar hoog en droog met een ticket van 25 chf. Toen ik dezelfde hoogte bereikte als het eindpunt van de gondel waren mijn kuiten bruin en mijn haren nat, een schril contrast met mijn collega-bezoekers van de Männlichen, maar er was geloof ik niemand die daar verder erg in had.
Er trok een bui over, ik at een appel, wachtte tot het droog was en slalomde toen tussen de Japanners, Amerikanen en een Nederlands koppel met een hond door over de Panoramaweg, een bijna vlak stuk grind dat van de ene lift naar de ander gaat, zodat je toch een uurtje op hoogte kunt wandelen zonder dat je er echt je best voor hoeft te doen, een uitkomst voor de reiziger die veel wil zien maar daar het liefst zo min mogelijk energie bij verbruikt. De zon brak door, het dal opende zich voor onze neuzen en we maakten met zijn allen de ene foto naar de andere. Toen ik het Nederlandse koppel inhaalde trok de man net zijn schoen uit omdat er een teringsteentje in zat. De vrouw zei dat hij die er dan even uit moest halen en de hond zag het allemaal met lede ogen aan. Na een klein halfuur kwam ik op een plek met bankjes en een formidabel uitzicht en een hutje om te schuilen en een Dixi en dit tafereel leek mij het perfecte plekje voor de lunch.
Ik was halverwege mijn brood en Bauernspeck und Käse toen het Nederlandse koppel en de hond de hoek om kwamen. De man sommeerde de vrouw alvast een bankje te kapen en toog zelf naar de Dixi, want: ik hou het echt niet meer. Toen hij de deur opende deinsde hij terug en riep iets van gatverdamme en bah en wat vies maar toen hij merkte dat niemand reageerde, zelfs de hond niet, stapte hij toch maar naar binnen en deed zijn behoefte. De Eiger stond te fonkelen in de zon. Een Japanner maakte zijn foto. Een vogel at mijn brood. De hond vroeg zich af wie wie nou aan het uitlaten was.