Een frisse neus

Bart Luppes
3 min readSep 29, 2019

--

Omdat ik de hele zondag nog niet buiten was geweest en ik het een dag was waarop er evenementen werden afgelast vanwege de naderende herfst besloot ik een eindje te gaan wandelen. Toen ik vertrok wist ik nog niet zo goed waar ik naartoe zou gaan, maar eenmaal halverwege de Weesperzijde dacht ik: natuurlijk, het Oosterpark.

Dus ik naar het Oosterpark. En toen ik daar liep tussen de plassen en gevallen bladeren en met de wind door mijn haar dacht ik: ik bevind mij in het oer-Hollandse fenomeen dat ‘een frisse neus halen’ heet. Ik had geen Gaastrajas en geen goede schoenen en had ook nog geen trek in een uitsmijter met zo’n fabrieksplak kaas maar verder was er op dat moment in het hele gure Oosterpark geen Hollandser tafereel te vinden dan ik die een frisse neus aan het halen was.

Er waren ook anderen, zeker, een andere jongeman bijvoorbeeld, maar hij hij haalde geen frisse neus, dat zag ik omdat hij slenterde in plaats van wandelde. Hij slenterde om iets te vergeten en keek naar de grond en luisterde met zijn dure draadloze oortjes naar muziek of een podcast of misschien wel naar helemaal niets, wie het weet mag het zeggen.

Er waren ook eenden. Een heleboel eenden. Er waren zelfs zoveel eenden dat ik dacht: wat is de laatste keer dat ik zoveel eenden heb gezien? Ik had geen antwoord op mijn eigen vraag en dat gaf ook niet want ik was eigenlijk alleen maar in het park om een frisse neus te halen en dat lukte best wel aardig, daar kon geen eend iets aan veranderen, hoe hard ze ook kwekten en kwaakten.

Toen stuitte ik op een hond. Het Baasje had een stok op het voetpad geworpen en de Duitse Herder (ik zit niet zo in de hondenrassen maar deze herken ik nog net) haalde de stok vlak voor mijn voeten op en bracht hem weer terug naar degene die hem even daarvoor had weggegooid. Dat tafereeltje herhaalde zich een paar keer en heel even dacht ik: was ik maar een hond, maar als ik een hond ben kan ik geen stukjes meer schrijven over dit soort wandelingetjes dus ik denk dat ik voorlopig nog even blijf wie ik ben.

Ik was al op de weg terug toen ik op een akkefietje tussen een jonge moeder en een klein kereltje stuitte. Hij had een step en nam alle tijd om het steppen zich eigen te maken maar moeder had daar overduidelijk geen geduld voor en na een meter of tien ploeteren pakte moeder de step, gooide het rijdende speelgoed demonstratief over haar arm en zei: dat moet je maar met papa doen. Omdat het jongetje het op een krijsen zette en ik dat als geluidsoverlast ervoer sloeg ik gauw linksaf en hoorde ik het gegil tot mijn tevredenheid al gauw verstommen.

Die afslag bracht mij tot de laatste alinea van dit verhaaltje, namelijk: het stelletje bij de boom. Het was een toeristenstelletje, hij stond voor een prachtige herfstboom, met bladeren nog zo groen als het voorjaar maar ook zo bruin als de late herfst. Zij was kleiner en omhelsde hem van achter en de liefde spatte er vanaf en toen ik dat stelletje zo voor die prachtige boom zag staan dacht ik met mijn frisse neus: zo, nu heb ik zin in een uitsmijter.

--

--

No responses yet