Gods wegen en die van een student
Waarover ga ik schrijven en wat moet ik eten? Het zijn vragen die ik mijzelf regelmatig stel. Wat ik moet eten besluit ik later maar ik schrijf vandaag over een voorval in de trein, wetende dat een verhaal dat in de trein begint niet heel hoog op de ladder van originele ideeën voor een Leuk Verhaal staat (ik geloof dat ieder verslag dat mijn collega-eerstejaars journalistiekstudenten en ik destijds schreven startte op een station of in de trein en mijn verklaring daarvoor is dat we die verslagen pas begonnen te schrijven in de trein en dat dat dus de enige optie was om toch nog op tijd iets in te leveren).
Maar toch laat ik dit verhaal beginnen in de trein, de trein van Amsterdam naar Almere, een intercity van precies drie treinstellen klein die om stipt 08.08 vertrok en waarin een onderuitgezakte jongeman zat die zijn voeten op de stoel voor zich had gelegd en daarmee uitstraalde dat hij geen zin had in mensen om zich heen, wat ik begreep, dat heb ik ook altijd, maar de trein was klein en de mensen waren met veel en zo kwam het dat ik mijn tas precies op zijn voetenbankje zette en hij de reis dus iets minder onderuitgezakt voort moest zetten. Hij probeerde zijn territorium nog wat af te bakenen door zeer breed te gaan zitten, maar een grote vrouw met een uitbundig kapsel en een bezwete bovenlip had daar geen enkele boodschap aan en vleide, nee, zeeg, nee, zakte, nee, ze viél werkelijk naast hem neer, een doffe dreun rolde door de coupé, als ik Annie M.G. Schmidt was geweest had ik nu het woord ‘holderdebolder’ kunnen gebruiken maar ik ben Annie M.G. Schmidt niet en dat rijmt.
De trein rolde het station uit en de jongeman omarmde zijn lot en sloot zijn ogen, wat mij dan weer de mogelijkheid gaf om hem eens nader te inspecteren. Ik zag: wallen. Ik zag ook: vieze witte schoenen. Ik zag: een hoodie zonder touwtje erin (ik was hier geneigd touwtjes te zeggen omdat er altijd twee touwtjes uit een hoodie lijken te komen maar uiteindelijk is het maar één touwtje die door de capuchon heen gaat, vandaar deze keuze, dit doet mij overigens denken aan het Duitse gezegde ‘Alles hat ein ende, nur die Würst hat zwei’ en dat dat dus niet alleen voor worsten opgaat maar ook voor touwtjes en zelfs veters en vast nog veel meer dingen maar daar kom ik nu even niet op). Ik zag ook van dat corpsige studentenhaar en verder zag ik vooral iets dat ontbrak, namelijk: een telefoon. Nu heb ik veel detectives gekeken en daarom zal het zijn dat mijn instinct zei: zijn telefoon is vast leeg, maar gelukkig zit hij in de trein naar Almere en weet hij de weg en is hij zometeen veilig thuis en maakt zijn ongeruste moeder hem een flink ontbijt, want die leeftijd had hij, zo tegen de twintig of er net overheen, dat de kans groot was dat hij nog steeds bij moeders woonde, wat helemaal niet erg is en juist iets is wat zijn territoriale gedrag enigszins zou verklaren.
Hoe dan ook: de trein bolderde verder en in dit verhaal nemen we een sprong van zo’n twintig minuten, want we komen aan in Almere en in de tussentijd is er niets gebeurd. De jongeman gaat rechtop zitten. Er verschijnt een lach op zijn gezicht en hij begint zelfs te communiceren, ja, hij vraagt de grote vrouw naast hem: ‘Zou u misschien willen kijken hoe ik in Rotterdam kom? Mijn telefoon is leeg en ik heb geen idee.’ Het is mij een groot raadsel waarom het de jongen een goed idee leek om in de trein naar Almere te stappen om in Rotterdam te geraken, maar dat is een raadsel dat we nooit op gaan lossen want ik heb het hem niet gevraagd. De vrouw knikte en tikte met haar grote vingers op haar grote telefoon en noemde vervolgens wat stations en bijbehorende sporen op. De jongen bedankte haar en zo gingen we even later allemaal onze eigen weg. Ja, Gods wegen zijn ondoorgrondelijk maar die van een student zonder werkende telefoon doen daar slechts weinig voor onder.