Goed onthouden
Op de middag van Ajax tegen Utrecht, de wedstrijd met de beste eerste helft allertijden, of in elk geval dit seizoen, zat ik op een bankje in de fonkelende herfstzon. De bomen waren oranje en het water was kalm en de mensen liepen af en aan. Zondagmiddag is nou eenmaal frisse neuzenmiddag, ook wanneer je in de stad woont.
Er liepen twee vaders van wie een met zoon en ze beschouwden dat wat ze eerder die middag in het stadion hadden gezien na. Het ging over Donny en Dusan en Daley en hoe goed het wel niet was en dat we dat maar weer moeten koesteren, je moet altijd alles koesteren en goed onthouden, les 1 in het handboek voor Ajax-supporters.
Het zoontje liep voor de twee uit, een lantaarnpaal omspelend, want hij had een Ajaxbal bij zich, en dribbelde daarna weer terug. Jongetjes die naar Ajax gaan en een bal meenemen zijn mijn lievelings, ik hoop altijd dat ze denken dat ze in de rust even op het veld mogen voetballen, dat ze even mogen ruiken aan hoe het is om Donny of Dusan of Daley te zijn.
Maar dat mag niet en dus verplaatste dit jongetje zijn dromen naar de Weesperzijde. Ook mooi.
De jongen bleek geen groot talent, dat wist zijn vader al lang, maar stiekem hoopte hij nog op een wonder, dat hij de nieuwe Donny of Dusan of Daley op de wereld had gezet. Hij wilde dat wat ze net in het stadion hadden gezien ook zo graag in zijn zoontje zien, dat spatte van de vader af.
De bal stuiterde van de jongensvoet en hobbelde mijn kant op. De vader zag het en wist: nee, dit is niet de nieuwe Donny en ook niet de nieuwe Dusan en ook niet de nieuwe Daley.
Maar het was wel zijn zoon. Zíj́n zoon. Hij die voortdribbelde, met zijn Ajaxbal door de straten. Koesteren, dacht de vader. Onthouden. ‘Dat gaat de goede kant op, jongen!’, riep hij nog. Maar de jongen hoorde niets.
Dat kon ook niet.
Hij was op weg, balletje aan de voet, op weg naar het doelpunt van hun dromen. Maar toen was er ineens nog een lantaarnpaal.