Henk Lubberding
Ik zat vanmiddag op de fiets en ik dacht dat ik Henk Lubberding zag. Het was langs het kanaal tussen De Wijk en Hoogeveen, op het stuk ten noorden van het water, even voor het viaduct waar je overheen moet om je weg via het zuiden te vervolgen. De zon scheen, ik had eindelijk wind mee, stopte mijn bidon terug in de houder… en toen dacht ik dus dat ik Henk Lubberding zag.
Nu zijn er twee groepen mensen: zij die Henk Lubberding kennen en zij die Henk Lubberding niet kennen. Onder de kenners zijn er opnieuw twee groepen: zij die Henk Lubberding een geweldige man vinden en zij die niet zoveel met Henk Lubberding hebben. Ik hoor bij de groep die Henk Lubberding kent en het ook nog eens een geweldige man vindt, dus je begrijpt dat ik behoorlijk enthousiast was, of tenminste, ja, ik was enthousiast want ik dacht dus dat ik Henk Lubberding zag.
Het ging zo. Ik fietste van De Wijk richting Hoogeveen en degene van wie ik denk dat het Henk Lubberding was, fietste me tegemoet. Dat viel al op, want het is januari en het was winderig en dit speelde zich af in een landelijk gebied dus de collega-fietsers waren op de vingers van één hand te tellen. En dat was het moment dat ik dacht dat ik Henk Lubberding zag.
Henk Lubberding (denk ik) droeg een groen/zwart wielerpak en geen zonnebril. Precies professioneel genoeg voor een nuchtere oud-prof (als Henk Lubberding) om eens lekker een rondje in te gaan fietsen. Hij had geen bril op, waardoor ik zijn pretoogjes goed kon zien, en die pretoogjes deden me direct denken aan de pretoogjes van Henk Lubberding. En, nu komt het belangrijkste: hij had een mat in zijn nek wapperen. En iedereen die bij de groep mensen hoort die Henk Lubberding kent, weet: Henk Lubberding heeft een mat waar je U tegen zegt. Henk Lubberding ís zijn mat. En daardoor dacht ik dat ik Henk Lubberding zag.
Nu is er één ‘maar’: Henk Lubberding en zijn vrouw wonen in Voorst, dat ligt tussen Deventer en Apeldoorn in. Dat is behoorlijk uit de route, zeker gezien de richting waaruit de wind kwam, dat was namelijk zuidwest, precies de kant die de Henk Lubberding die ik tegenkwam op zou moeten. En er zijn veel ongeschreven regels in het wielrennen, maar een van de belangrijkste is: je begint altijd tegen de wind in, om met de wind mee naar huis te peddelen. En Henk Lubberding leek me wel iemand die zich aan dat soort regels zou houden, waardoor ik even twijfelde aan mijn hele verhaal, maar toch dacht ik dus dat ik Henk Lubberding zag.
Ik fietste maar verder, want ik zat er lekker in. Ik had, om er een Drentse klassieker tegenaan te gooien, de banden vol met wind. Omkijken deed ik niet, want wat als, wat als hij het niet… Nee. Vooruit. Vooruit, altijd vooruit, dat zou Henk Lubberding ook doen. En het kanaal was nog lang en thuis was nog ver en ik kon de hele tijd maar aan één ding denken: was vandaag de dag dat ik Henk Lubberding zag?