Het kanon en de gasexplosie
In de Zwolse binnenstad was het weer eens een drukte van belang. Want je kunt veel over deze stad zeggen, maar niet dat je er op een willekeurige dinsdagmiddag een kanon kunt afschieten zonder dat alleen de lokale middenstand daar iets van merkt. Zoiets is overigens al eens gebeurd, jaren geleden, ik studeerde nog journalistiek op de hogeschool Windesheim, waar ik best het een en ander heb geleerd maar daar hoorde het schrijven van dit soort stukjes niet bij.
Hoe dan ook: op een willekeurige doordeweekse middag, het zou een dinsdag geweest kunnen zijn maar net zo goed een woensdag of een donderdag, in elk geval geen vrijdag of zaterdag of zondag, vond in het hart van Zwolle een enorme gasexplosie plaats. De klap was tot buiten de gracht te horen en de rook die bij de brand hoorde werd zelfs door mensen in Duitsland gezien, en dat is toch een knap stukje bij Zwolle vandaan.
Van die gasexplosie herinner ik mij twee dingen: het toevallig op dat moment langs fietsende meisje dat door de klap tegen de grond werd geworpen en mijn vriend Manne Havinga die op twitter als omwonende verslag deed van De Gasexplosie. Het meisje op de fiets heb ik onthouden omdat ik uiterst gefascineerd ben door zulk ongelukkig toeval. Haar dag bestond uit het ontelbaar veel keuzes en dit arme kind wist daar precies de verkeerde van te maken waardoor ze juist op het moment dat er in een shoarmatent een gasexplosie plaatsvond langs fietste en zodoende in het ziekenhuis belandde. Ze had op ieder moment van de dag allerlei kanten op gekund, iedere kant die ze op ging, iedere keuze die ze maakte, had een andere uitkomst gehad.
Ik vind het buitengewoon interessant om daar bij stil te staan, hoe iedere keuze het vervolg van het leven beïnvloedt en welke kansen je hebt laten liggen en hoe alles anders had kunnen zijn, maar dat moet je niet te vaak doen want dan word je gillend gek. De wat-als-heimwee zorgt daarnaast voor een speciaal soort gevoel van verlies, de melancholie van het niet-gerealiseerde verleden (dit laatste heb ik gejat van de schrijver Karl-Ove Knausgard, de Noorse variant van Leonardo DiCaprio, hoe kan je én zo’n geweldige naam hebben en zo goed zijn in je vak en er in het geval van Leonardo dan ook nog eens zo uitzien? Maar dat is voor een andere keer).
Mijn vriend Manne Havinga herinner ik vooral omdat hij zich afzette tegen het medium twitter maar daar op dat moment volledig op terugkwam met de legendarische woorden ‘nu ga ik wel twitteren’ om vervolgens de rest van de dag verslag te doen van de ravage die de gasexplosie had aangericht.
Maar dit verhaal gaat eigenlijk helemaal niet over de gasexplosie, het gaat over een moeder en een dochter die ik op een dinsdagmiddag tegenkwam in de Zwolse binnenstad. Moeder gleed met haar handen door een rek vol afgeprijsde kleding, dochter wilde verder, suikerkoffie drinken bij de McDonald’s of de Starbucks of desnoods een hotdog halen bij de HEMA, deze shopmiddag was uitgelopen op een mislukking en alleen Iets Lekkers kon het leed nog enigszins verzachten. Dochter liep dus verder, maar moeder hield nog een roze gewaad omhoog en vroeg hoopvol: ‘En is dit niet wat?’, waarop dochter een vreselijk vies gezicht trok, alsof ze met haar blote voeten in een hondendrol trapte, wat ze niet echt deed, want honden kakken niet in de Zwolse binnenstad, en zei: ‘Gatverdamme. Natuurlijk is dat niets voor mij. Gátverdamme.’
Moeder, met de staart tussen de benen, beschaamd om haar eigen smaak, probeerde zich nog te redden: ‘Voor je foute party?’. Een knap geïmproviseerde comeback, het moet gezegd, ik beloonde moeder met een blik van verstandhouding, maar daar had dochter geen boodschap aan. Ze liep door. De ogen van de moeder verklapten dat ze wel een kanon af had willen schieten. En dan was ik de enige die dat had gezien.