Kunst kijken
Wat is kunst? Die vraag borrelde vanmiddag ineens in mij op toen ik door het Rijksmuseum struinde. Ik was er om de tijd te verdrijven, het was zaterdagmiddag en het druilde en thuis was ook maar thuis en die Museumjaarkaart wil ook weleens gebruikt worden, dus hup, daar ging ik, met de tram naar het Rijksmuseum.
Daar aangekomen begon ik op goed geluk een route waarvan ik hoopte dat hij uiteindelijk uit zo komen in die zaal van de zeeslagen. Die vind ik het mooist. Het zijn enorme schilderijen, weids en gedetailleerd en toch met genoeg ruimte voor je eigen verbeelding. Dat is kunst, dacht ik, kunst is olieverf op doek. Maar niet al het olieverfgespetter op een willekeurig doek maakt iets tot kunst, sprak ik mezelf tegen.
Dat doen we namelijk zelf.
Ik kwam een poosje geleden een paar keer bij een therapeut om bepaalde dingen in mijn hoofd op te lossen. Als mij iets dwars zat of een naar gevoel gaf dan moest ik dat met mijn ogen dicht projecteren in een lijst aan een museummuur en dan moest ik daar naar kijken en zeggen wat ik bij dat zelfgemaakte herinneringsschilderij voelde.
En soms voelde ik dan iets in mijn hoofd en een andere keer voelde ik iets in mijn borst en het was eigenlijk nooit leuk of fijn om te voelen, maar dat was niet erg want ik was juist bij die mevrouw óm dat niet meer te voelen. Ik beschreef haar dan hoe dat gevoel eruit zag en hoe het voelde, van groene zeeëgels in mijn buik tot sneeuwstormen met van die flitsende sterretjes die je met oud en nieuw aansteekt in mijn hoofd, en dan hoorde ze dat aan en deden we oefeningen om van die groene zeeëgels af te komen en bijna altijd lukte dat.
En het interessante, dacht ik vanmiddag in dat museum, is dat ik dat soort dingen kan verwoorden, maar absoluut niét kan verbeelden. Daar had een Rembrandt van Rijn geen last van, die kon dingen prachtig verbeelden, maar wellicht had hij wel weer moeite met dingen beschrijven. En zo hebben we allemaal wat.
Toen ik door een van die prachtige zalen liep dacht ik: stel nou dat al deze schilderijen óók een bepaald gevoel zijn, dat van de schilder of van de opdrachtgever, en dat dat gevoel zó mooi is verbeeld dat er eeuwen later nog mensen zijn die er naar komen kijken. Mensen uit Nederland en Italië en China en waar al niet meer en dat al die mensen dan andere ideeën hebben bij de dingen die ze zien en dat een paar van die ideeën misschien wel worden opgehangen in het museumpje in hun eigen hoofd. Dat zou toch mooi zijn.
En toen dacht ik: dat ís mooi. En misschien is dat dan wel kunst. Schreef hij.