Lekker dobberen
Het was eenendertig graden en ze lag als een slappe uitgewrongen vaatdoek op een drijvende Hema-tompoes. Moe van de warmte, het opblazen, het leven, haar werk, eeuwig onbegrip, onvervuld verlangen, moe van alles. De hele middag hing ze al met haar vriendin op de kade, ze waren allebei van het type halverwege veertig, gescheiden en vastberaden om zich nooit meer in te laten met verkeerde mannen al vielen ze er toch iedere keer weer op. Uit hun tassen kwamen handdoeken, flessen zonnebrand, zakken chips, blikjes met daarin exotische smaken Bacardi en zo nu en dan een telefoon. Ze droeg een gele bikinitop en een broekje met daarop groene bloemen en haar bruine huid vertelde iedereen die het maar weten wilde dat dit niet haar eerste dag in de zon was.
Er werd gegeten en gedronken en gesmeerd en gepraat over helemaal niets en nu lag ze dus op die tompoes gedrapeerd, een blikje drinken in de hand en een zonnebril op het hoofd, een perfect plaatje, moet ze gedacht hebben, want ze vroeg haar vriendin een foto van haar te nemen. De vriendin, minder mooi, minder bruin, minder slank maar wél een stuk liever dan zij, kwam piepend en krakend overeind, rommelde wat in een tas en vond er een telefoon. Er werd ‘Say cheese!’ geroepen en er de hand ging door het haar en er het blikje werd naar de lens gedraaid maar cheese zei ze niet, er kwam überhaupt niets uit, alleen de vraag of het nou allemaal gelukt was en of die telefoon dan weer gauw in de tas kon en of Chanel al had geappt en dat die golven zo kut waren en waar het trappetje ook alweer was.
Zo dobberde ze en dobberde ze, en het was noordenwind en de golven duwden haar steeds maar weer naar de kade toe, waar mensen elkaar aanstootten en wezen zonder hun vingers te gebruiken en dingen tegen elkaar zeiden als: moet je haar nou zien en wat drijft daar in de verte en hoe eet jij eigenlijk je tompoes en wat zou er gebeuren als we nu allemaal heel hard zouden gaan blazen?
Dan kwam ze terecht in het Amsterdam-Rijnkanaal en brachten aken met namen als Cornelia en Maria en Stella haar naar het IJ en als de wind een beetje goed zou staan zou ze dan zo naar de zeesluis in IJmuiden drijven, de zeesluis die Zeesluis IJmuiden heet en de vrouw en haar tompoes het ruime sop zou geven, en voor ze het wist zou ze drijven tussen vissers uit Urk en Velsen en Den Helder, langs windparken en bruinvissen en misschien wel een school haringen, ze zou de hele wereld over varen, van Noorwegen naar Groenland naar New York naar het Panamakanaal, de oceanen zouden aan haar voeten liggen en ze zou bij thuiskomst een boek schrijven over haar avontuur en daarover komen vertellen in alle talkshows die we maar kennen. Maar we bliezen niet en even later klom de vrouw rustig de kade weer op. ‘Ik ga even kijken of Chanel me al heeft geappt’, zei ze tegen haar vriendin. Maar het was Wim.