Op reis
Het was 19 juni 2022 en ik ging op reis en ik nam mee: een rugzak om mee te wandelen, een tas voor veel spullen en een e-ticket op mijn telefoon. Want ik ging met de nachttrein, ja, met de nachttrein naar Zwitserland! Alleen de gedachte bracht me al in een feeststemming. Zwitserland is van mijn favoriete landen op aarde. Dat komt door de vlag, de mooie treinen en het feit dat ze er bergen hebben en de mensen veel verschillende talen spreken. Vol goede moed stapte ik het perron op en daar mengde ik mij tussen gezinnen met twee kinderen, stelletjes met een baby, rokende vriendengroepen, gillende vriendinnengroepen, van die echte bergmensen die hun bergschoenen alvast aan hadden getrokken en hier en daar een eenling zoals ik. Een bont gezelschap, zenuwachtig zittend, drentelend, berustend. Want: de trein kwam maar niet. Eerst een paar minuten niet. Toen een half uur niet. En toen tweeënhalf uur niet. Maar ineens was-ie daar! Het was bijna elf uur, een deel van de menigte juichte en iedereen stapte in, we gingen op reis.
De slaapcabine deelde ik met vijf anderen. Dat zijn best veel mensen in een ruimte is die kleiner is dan mijn eigen slaapkamer. Ik had het middelste stapelbed, onder mij lag een Zwitser die zich niet heeft omgekleed en boven mij lag een Noorse meid die iedereen in één minuut over haar reisplannen vertelde (heel Europa door met haar vriendinnen, die allemaal verspreid over verschillende cabines lagen) en daarna als een blok in slaap viel. De Duitser in het middelste stapelbed was er een van de gründlichkeit: in een mum van tijd had hij zijn bed opgemaakt, zich omgekleed en zijn telefoon in de lader gestoken, demonstratief de gordijnen voor het raam gesloten en direct daarna volgden zijn ogen.
Het bed was niet heel ruim en ik ben nogal groot. Voor ik op reis ging had ik allerlei dingen bedacht om te doen in de nachttrein: lezen, schrijven, wellicht nog wat eten of drinken. Maar in de geringe ruimte die ik had kon ik maar één ding doen: liggen. Dus dat deed ik dan maar, eerst op links, toen op rechts, daarna weer op links, toen weer oprechts, en zo voorts und so weiter. Ondertussen hobbelde de trein voort. Van Utrecht naar Keulen naar Mainz naar Frankfurt naar Mannheim naar Baden-Baden naar Freiburg Breisgau naar Basel (en er zat nog van alles tussenin). Echt slapen deed ik niet, maar echt wakker was ik ook niet. Ik dacht aan mijn oma, die vroeger altijd zei: als je ligt, rust je ook uit. Zo probeerde ze mijn ongemak van het niet kunnen slapen wat te minderen en verdomd, het is haar gelukt. Ergens na Mannheim moest ik in mijn halfslaap ineens aan Drs. P denken en aan zijn lied Knolraap en lof, schorseneren en prei want ik kwam op de variant Mannheim en Köln, Freiburg Breisgau en Mainz. Daarna moest ik ook nog aan Hans Dorrestijn denken want die zong ooit Voorn, baars, paling, brasem en bliek en zo was ik ineens toch nog in goed gezelschap.
Het werd ochtend, ik bereikte zonder verdere problemen het station van Interlaken. Bij het uitstappen vond ik een telefoon die op dat moment gebeld werd door Ivana. Het was de vriendin van degene wiens telefoon ik had gevonden en we besloten dat ik hem achter zou laten bij de stationschef en zo geschiedde. Toen ik dat deed werd er net iemand afgevoerd die onwel was geworden, maar ondanks die indrukwekkende gebeurtenis was de sfeer gemoedelijk te noemen. Ik wees naar de trein en vroeg of dat Lauterbrunnen was, want daar moest ik naartoe. De conducteur zei ‘Nein das ist der Zug nach Lauterbrunnen’ en wij lachten. Het laatste stukje omhoog was majestueus (dat is een mooi woord) en zelfs de Amerikaanse toeristen vielen stil. Toen kwam ik eindelijk aan. Het was een mooie reis.