Op zoek

Bart Luppes
1 min readNov 1, 2022

Wat een bomen en wat een bladeren. Het lijkt wel herfst en het is ook herfst. Het waait hard en toch bulderen de bladblazers, een uitvinding die mij droevig stemt, niet vanwege het oorverdovende kabaal dat die dingen maken maar door de totale nutteloosheid ervan. Laat de wind zijn of haar werk doen. Laat de bladeren liggen want dan kan je zelf ook nog wat langer blijven liggen en dat is nou een leuke taalvondst. Of: de najaarsblaren op de grond, daar stapten wij zo fijn in rond. Maar die heb ik niet zelf bedacht. Ik loop met mijn neus in de richting van de ochtendzon. Er hangt een spandoek: Ik ga met je mee want ik ben je God. Een man schiet mij aan en laat mij zien: een verkleurd stuk papier. Er staat een routebeschrijving op en de eindbestemming is Ter Apel. De man komt van ver en zoekt asiel. Ik ben dan wel geen God maar wijs hem toch de weg. Door de bladeren groen, geel, oranje en rood vervolgt hij dankbaar zijn lange reis. Ik zie hem gaan en denk: was het maar vast lente.

--

--