Praten
Ik viel midden in een gesprek tussen twee vrouwen die elkaar niets te vertellen hadden maar omdat ze verder niets omhanden hadden wel graag wilden praten. We vertrokken per sprinter van station Hilversum Media Park toen zich de volgende dialoog ontvouwde:
‘Het valt me nog mee op hoeveel plekken deze stopt. Als ik naar mijn moeder ga moet ik altijd overal langs. Eerst Haarlem…Driehuis. Santpoord-Noord en Zuid.’
‘Bloemendaal.’
‘Bloemendaal, ja.’
‘Driehuis.’
‘Ja.’
‘Beverwijk, Beverwijk ook.’
‘Ja, Beverwijk ook.’
‘Dat zijn er nogal wat.’
‘Ja.’
Op het volgende station (de kenners weten dat dat Bussum-Zuid is) stond de man naast mij zuchtend op van zijn plek en schuifelde naar een stiller oord, even verderop, om daar zijn ogen te sluiten.
De vrouw wiens moeder alleen te bereiken was door het nemen van een stoptrein langs allerlei kleine stations was er zo een die ik zou willen categoriseren als het type dat in de mediatheek van een middelbare school werkt maar niets van computers weet en eigenlijk ook niet van jeugdige mensen houdt.
Ze had van dat rooiige korte haar en door een slimme verkoper aangesmeerde bril en ze was iets te dik en ze kon vijftig zijn maar ook zestig. En ze hield van praten.
Haar buurvrouw, al grijs maar met zwarte wenkbrauwen en een bril die haar wél stond, sloot de ogen. Het grote zwijgen begon maar hield niet langer stand tot bij station Weesp, waar tot het enthousiasme van beide vrouwen iemand de trein dreigde te missen maar tegen alle verwachtingen in de deur nog gewoon open kreeg.
Daarna waren er pakjes met appelsap en sultana’s met bosvruchtensmaak en discussies over of druivensuiker beter of slechter was dan gewone suiker en toen ik uitstapte ging het ongetwijfeld over de jeugd die tegenover hen zat en alleen maar met zijn telefoon bezig was.
Maarja. Dat moest om dit grote niets allemaal op te schrijven.