Reisje door de nacht
Ik lag in bed en kon de slaap maar niet vatten. Toen ik aan het denken was aan van alles en niets, hoorde ik in mijn halfslaap ineens een geluid dat me terugbracht naar mijn jongenskamer in het huis aan de Paulus Potterstraat 22 (7901 GA, als ik het me goed herinner) in Hoogeveen. Het was: het geluid van auto’s in de verte. Toen waren het de auto’s op de A28, die een paar honderd meter verderop op weg waren naar waar ze ook maar wezen moesten, nu waren het de auto’s over de Amsterdamse Brug, ik denk op weg naar diezelfde bestemming. En ze maakten dus hetzelfde geluid en ineens lag ik weer in dat bed, volgens mij was het een houten med met twee grote lades eronder waar spullen in lagen die ik inmiddels ben vergeten. Er was in een inbouwkast waar mijn kleren in lagen en er was ook een andere kast, IKEA of iets wat erop leek, met daarin een bureau met een poster van Ajax erboven en andere dingen die ik belangrijk vond, waaronder een wereldbol en een klein, zwart, televisietje van Philips.
Daarop keek ik ‘s avonds laat nog wel eens stiekem naar voetbalwedstrijden. Op mijn tenen stapte ik dan uit bed, drukte op de grote zwarte knop om ‘m aan te zetten en dan meteen heel vaak op de volumeknop, die razendsnel omlaag moest omdat ze me beneden anders zouden horen (wat misschien ook wel gewoon het geval was, grote dank, bonbons en bloemen voor mijn ouders die me in dat geval in de waan hebben gelaten van het slagen van mijn geheime missies). Vaak was het dan Real Madrid dat aan het voetballen was maar echt lang keek ik niet want de spanning van het niet betrapt willen worden was veel groter dan de behoefte om echt iets van zo’n wedstrijd te zien.
Later werd dat eenvoudiger want toen mijn zusje groeide en behoefte kreeg aan een koninkrijk met meer vierkante meters dan haar kleine babykamer, werd ik weggepromoveerd naar de zolder en dat was al helemaal fantastisch maar daar heb ik het een andere keer misschien nog wel over. Nu gaan we even terug naar de kamer waar we net waren en wel naar het belangrijkste onderdeel daarvan: de stereotoren die ik van Opa Hup had gekregen. Hij stond in de hoek bij het raam en er zat radio op en als ik dan aan de knoppen draaide zag ik het streepje over de golflengtes bewegen en het was een precisieklusje om de boel zo helder mogelijk te laten klinken maar het lukte altijd. En als dat dan allemaal voor elkaar was dan ging de cassetterecorder aan (die had ik erop aangesloten) en als er dan een mooi lied op de radio was dan nam ik het op op die cassettebandjes en zo stelde ik mijn eerste eigen playlist samen. Er zijn twee nummers die zijn blijven hangen: Phil Collins (die ik intussen niet meer kan uitstaan) met Can’t Stop Loving You en die ander was volgens mij van Lionel Richie (ook nooit meer naar geluisterd) met Dancing on the Ceiling.
Het was een fijne tijd. Vanuit mijn kamer had ik uitzicht op de onze eigen tuin en die van de buren en in de zomer kon ik de grote mensen nog zo lekker horen praten als ik intussen al lang in mijn bed lag en er was ook vaak een duif, die zat in de boom van Henk en Roelie. Henk had een snor en was vrachtwagenchauffeur en Roelie was mijn lieve oppas die erg veel voor mij gezorgd heeft en bij wie ik altijd moet denken aan thee met melk en aan cola met extra suiker en dat kon toen inderdaad nog. En aan de muur waar mijn bed stond pulkte ik soms wat stukjes van het behang en dat mocht niet maar wat niet mag is leuk dus deed ik het toch, vooral als ik niet kon slapen en in de verte de auto’s hoorden die op weg waren naar waar ze ook maar wezen moesten. Maar om zo te eindigen zou wel heel clichématig zijn dus dan maar zo: En toen ik deze kleine reis door mijn kinderkamer had gemaakt en alles had opgeschreven was ik moe en viel ik toch nog in een lange diepe slaap.