Taalvondst Vrijdag #10 | Pepernoten, kruidnoten en meer uit de zak
Het is feest! Niet alleen om dat Sinterklaas staat te trappelen van ongeduld om zijn verjaardag te vieren, ook omdat dit alweer aflevering tien is van Taalvondst Vrijdag. Wie zoet is krijgt lekkers, en reken maar dat dit een heerlijk lekker stukje wordt over twee soorten noten die je in je mond kunt stoppen. Nee niet die. Ouwe viezerik. En is dat een gouden staf of ben je gewoon blij me te zien?
Ik wil graag beginnen met een vete die voor eens en voor altijd in de kiem gesmoord moet worden: het verschil tussen de kruidnoot en de pepernoot.
Het interessante hieraan vind ik dat hoewel er veel meer kruidnoten dan pepernoten worden gegeten, de meeste mensen pepernoot zeggen tegen iets wat overduidelijk een kruidnoot is. De kruidnoot wordt, kortom, meer geconsumeerd, waar de pepernoot meer gecommuniceerd wordt.
Tijd om de onderste noot boven te krijgen. We beginnen met de wikidefinities:
Een pepernoot is een taai, lichtbruin en naar anijs smakend banket dat vooral in de sinterklaastijd wordt gegeten.
Kruidnoten zijn krokante halfronde brosse koekjes met speculaaskruiden die vaak worden gegeten voor en tijdens het sinterklaasfeest.
Het historische Woordenboek der Nederlandsche Taal (een instituut op taalgebied) omschreef de pepernoot in 1931 als:
Een klein gebak van meel en honing, suiker of stroop, met peper en andere kruiderijen, de grootte van eene hazelnoot en de gedaante van dobbelsteentjes hebbende, doch van boven meestal bolrond.
Poëzie he, poëzie. Maar nu komt het:
In Zuid-Nederland ook als naam voor eene soort van moppen [koekjes], kruidnoten.
KRUIDNOTEN! Kruidnoten waren vroeger dus geen kruidnoten zoals we ze nu kennen, maar koekjes, die door sommigen dan weer pepernoot werden genoemd. Kortom: kruid- en pepernoot zijn als zo lang Sinterklaas bestaat (en die man is oud) verweven met elkaar.
Het fenomeen pepernoot kwam op 18 februari 1640 voor het eerst zichtbaar voor in onze Nederlandsche taal. Plaats van handeling: de stad Groningen, waar het stadsbestuur een plakkaat in de stad liet ophangen om het zogenaamde koekenbakkersgilde bekend te maken. Als je géén lid was van dat gilde, was het verboden om eenige koeken ofte pepernoten te backen, vercopen ofte te kope holden, voor ende aleer sij de gilde gewonnen ende voldaen sullen hebben… Mooi hè.
Ik blijf nog even met feitjes strooien (ha ha snap je ‘m). Want: vanwaar de peper in pepernoot? ‘Omdat ze er peper instopten natuurlijk’, zegt de Inkoppiet. Maar dat antwoord klopt wel en niet. Want het woord peper werd vroeger, écht vroeger, nogal breed ingezet. In de Taal- en Letterbode (ja ja) uit 1872 staat:
Van alle kruiderijen werd er zeker vroeger geene meer gebruikt dan de peper. De peper was zoo zeer de specerij bij uitnemendheid, dat het woord peper als ’t ware een algemeene naam werd voor alle kruid, alle kruiderij; zoodat peper ook daar werd gezegd, waar men een andere kruiderij bedoelde. ’t Is zeker aan deze omstandigheid, dat de pepermunt en pepernoot hunnen naam te danken hebben; ’t is van daar dat een kruidkoek gewoonlijk een peperkoek wordt genoemd; van daar, dat kruiden in ’t algemeen peperen heet.
Is dat nou niet fantastisch? Peper als verzamelnaam voor allerhande kruiderijen. Het maakt de kwestie kruid- of pepernoot er niet gemakkelijker op. Of juist wel, want wat blijkt: er ís helemaal geen kwestie. Vanaf nu kan je tegen iedere betweter die je wijst op het zogenaamd verkeerde gebruik van de woorden pepernoot en kruidnoot zeggen: ze zijn al járen hetzelfde.
De Taalpiet wenst u allen een gezegend Sinterklaasweekeinde. En stopt nog een handje in zijn mond.