Taalvondst Vrijdag #11 | Een kneuterige binnengeleiding

Bart Luppes
3 min readDec 11, 2021

--

Afgelopen week vond de zogeheten binnengeleiding van prinses Amalia plaats. Nu is het fenomeen binnengeleiding niet direct iets waar ik even goed voor ga zitten, maar het woord binnengeleiding is natuurlijk schitterend, vooral omdat het nog zoveel aan de verbeelding overlaat. Ik vroeg mij af: wat is een binnengeleiding en wat kan een mens allemaal binnengeleiden?

Wat blijkt: internet heeft geen antwoord. Of nouja; niet op de vraag wat de definitie van een binnengeleiding is. Of nouja; niet op de vraag wat de definitie van een binnengeleiding als handeling is. Want naast dat een binnengeleiding iets is wat je met achttienjarige prinsessen kunt doen, is het ook iets wat wij allemaal in huis hebben. Dat leerde de Begrippenlijst van de schitterende (echt waar) website van het Telefoniemuseum mij.

Binnenkabel (binnengeleiding of Bigel) is de kabel die bestemd en geschikt is om binnenshuis te worden gebruikt. Veelal is dit een kabel met polyvinylchloride (PVC)-mantel. Derhalve wordt dit ook PVC-kabel genoemd.

Zo’n binnenkabel is dan weer onderdeel van een coaxkabel: die kabel die je televisie laat kijken. Verder vind ik kabels echt een vreselijk oninteressant onderwerp dus we gaan gauw verder.

Want.

De binnengeleiding van prinses Amalia (wat dus niets anders is dan een bewerking van het woord binnenleiden) vond namelijk plaats in een paleis met een naam die uit een boek van Annie M.G. Schmidt had kunnen komen: Paleis Kneuterdijk.

Paleis Kneuterdijk ligt aan de straat Kneuterdijk dat dan weer een verlengde is van het Lange Voorhout en als je Lange Voorhout zegt, zeg je Den Haag.

Waarom heet de Kneuterdijk de Kneuterdijk? Een goede vraag. Hou je vast, want je valt van de ene verbazing in de andere.

De Kneuterdijk zou zijn naam hebben te danken aan het fenomeen kneuteren, wat ik overigens een buitengewoon gezellig werkwoord vind.

Kneuteren is het gebruiken van lokvogels — vaak een kneu — in de vinkerij (vogelvangst). In de 16e eeuw bevond zich op de plek van de Kneuterdijk waarschijnlijk een vinkenbaan, een plek waar kleine vogeltjes gevangen worden.

drie kneuën die de laatste taalvondst vrijdag met elkaar doornemen

En zo komen we uit bij de vinkenbaan. Hier volgt een wat lange uitleg, maar het is iedere seconde van je kostbare tijd waard want je blijft van verbazing in verbazing vallen (ik in elk geval wel).

Een vinkenbaan is een vanginrichting voor kleine vogels en werd in Nederland vooral gebruikt in de 17e tot en met de 19e eeuw. Met de vinkenbaan werden in de herfst de naar het zuiden trekkende vinken gevangen. Naast de vinken werden echter ook andere kleine vogels gevangen, zoals spreeuwen, patrijzen en meeuwen. Het gebruik van de vinkenbaan had zowel een sportief als een culinair doel: de vink werd namelijk gezien als een lekkernij.

Er waren twee typen vinkenbanen: de vluchtbanen en de druipbanen. De vluchtbanen hadden een tijdelijk karakter en werden ter plekke aangelegd in een open veld. Vinken in kooitjes lokten de trekkende vinken richting het net dat in een open veld was uitgespreid. De vinkjes werden tijdens hun vlucht gevangen, direct uit de lucht. De druipbaan had een meer permanent karakter en bestond uit aangelegde bosjes langs een veldje waar de vangnetten lagen. De vinkjes — vaak gelokt door gekooide soortgenoten — streken neer in de bosjes (dit wordt ‘druipen’ genoemd) en kwamen daarna in de vangnetten terecht.

De Vogelwet van 1912 verbood het vangen van vogels anders dan voor het houden in kooien. Hiermee kwam een einde aan de vinkenbaan.

Een vinkenbaan. Een vanginrichting. Een vluchtbaan. EEN DRUIPBAAN. Maak me gek. En nee, geen zorgen, ik ga nu niet direct in op het taalkundig fenomeen druiper, dat komt misschien ooit nog, maar o o o wat vind ik dit allemaal schitterend om te lezen en te weten.

Nog even terug naar het woordje kneuter dan. Die komt in allerlei soorten, vormen en maten. Zo hebben we dus de kneuter zelf (Benepen denkend mens, Kortzichtig persoon, Mopperaar, Vink, Zangvogeltje), het woord kneuterig (gezellig, knusjes; kleintjes, benepen) én de heikneuter (19de-eeuws, ook: heihaas, heiknapper, heikneuter, heikneutel, heikeutel, heiknurft), heidebewoner; man uit de provincie en vandaar ook voor iemand die ouderwets is, die achterloopt; lomp persoon; pummel. Betekent eigenlijk: heidebewoner).

Het carnavalsduo De Zware Jongens heeft overigens een nummer gewijd aan de kneu, je kunt ‘m hier beluisteren (al ben ik persoonlijk meer fan van het zanggeluid dat uit dat lieve kleine vogeltje komt).

En nu ben ik uitgekneuterd. Tot volgende week!

--

--

No responses yet