Taalvondst Vrijdag #7 | Op een slof en een…
Het woord van de week, dames en heren, waarde lezers, is… slof. Het hoe en waarom vergt wat uitleg. Ik kwam erop omdat ik door de Albert Heijn liep en gegrepen werd door de bonusaanbieding waarbij je voor het tweede speculaasproduct dat je kocht slechts de halve prijs hoefde te betalen. En aangezien het alweer half november is en de Sint met rasse schreden dichter bij ons koude kikkerland komt, besloot ik overstag te gaan: ik ging speculaas kopen.
Mijn favoriete speculaas is gevuld speculaas en in de Albert Heijn komt gevuld speculaas in meerdere vormen, waaronder dus… de speculaasslof. Zonder er ook maar een seconde over te twijfelen mieterde ik twee speculaassloffen in mijn winkelmandje en toen ik dat had gedaan dacht ik: wat is slof toch eigenlijk een leuk woord. En zie daar, de geboorte van een nieuwe Taalvondst Vrijdag.
Slof dus.
Slof is naast een prachtig woord (in al zijn eenvoud) ook een enorm veelzijdig woord.
Zo is een slof een vorm van gebak.
En tijdens het eten van een slof kun je lekkere warme sloffen dragen.
En met de sloffen die je tijdens het eten van je slof draagt, kun je vervolgens door de kamer sloffen.
En als je de slof al sloffend met je sloffen te lang laat staan dan wordt-ie slof.
(maar die laatste slof kennen alleen de mensen uit het Nedersaksische taalgebied van ons land)
En dan heb je ook de slof en de voetbalschoen waarop Ajax kampioen wordt. Én nog de slof als grootverpakking, bijvoorbeeld een slof sigaretten, maar sigaretten zijn goor en ongezond dus daar besteden we vandaag geen aandacht aan.
Mijn speculaasslof valt in de eerste categorie: de vorm van gebak. Volgens 24Kitchen is een slof zo’n gebakje dat eigenlijk iedereen wel lekker vindt. Volgens mij gaat dat op voor heel veel gebakjes, dus ik zocht nog even verder naar een meer sluitende definitie. De (Dikke) Van Dale zegt over de slof: langwerpig-ovaal gebak met vruchten, Ensie toept over en gaat voor langwerpig gebak, meestal een omhulsel of een bodem van deeg of koek met daarin of daarop een vulling, vaak van vruchten.
Die laatste lijkt me in het geval van mijn speculaasslof het meest sluitend, want er zit veel in, in die slof, maar de vruchten schitteren door afwezigheid (en dat is maar goed ook). Mijn vader is overigens een fervent sloffenbakker, hij doet er meestal aardbeien op. Maar dat terzijde.
Dan nog even over de slof die je aan je voeten doet. Bestaat er een mooier woord in de Nederlandse taal dan het synoniem voor slof: pantoffel? Het antwoord is ja, namelijk: pantoffeldiertje.
Bij sloffen en pantoffels gaat mijn hoofd linea recta terug naar mijn kindertijd. Ik zat op een Montessorischool en op een Montessorischool is het gebruik dat je je schoenen op de gang uittrekt, om vervolgens op pantoffels danwel sloffen het klaslokaal te betreden. De filosofie hierachter moet ik jullie schuldig blijven, ik denk dat het iets met je thuis voelen is, of zoals Wikipedia over de pantoffel schrijft: Vaak draagt men pantoffels omdat schoenen uit doen bij binnenkomen gewoonte is, maar het te koud op sokken is.
Maar let wel: de pantoffel is meestal lichter van gewicht en soepeler dan een gewone schoen. De pantoffel is niet bedoeld voor een vochtige omgeving, daar is de slipper voor.
Ik verzin dit allemaal niet, er is iemand die dit ooit allemaal heeft opgeschreven. Geen wonder dat de Nederlandse Wikipedia de op één na uitgebreidste ter wereld is.
Dan nog even over de Nedersaksische slof. Met Nedersaksisch bedoel ik het Nedersaksische taalgebied, in Nederland ruwweg gesproken tussen Noordoost Groningen en de Achterhoek, al zullen westerlingen zich nu afvragen wat het verschil is tussen Noordoost Groningen en de Achterhoek, en wanneer komt er eigenlijk weer een Elfstedentocht?
Want hoe noem je een koekje dat iets te lang buiten de koektrommel heeft gelegen en daardoor al zijn krokant- en knapperigheid heeft verloren?
‘Oh deze acht euro kostende sprits van Bakkerij Hippiehip waarvoor ik drie kwartier in de rij heb gestaan is helemaal niet lekker meer, hij is een beetje slap zegmaar, weetjewel? De bite is er helemaal af, echt goorrrr’, zei de westerling.
‘Mien koek is slof’, zei de Nedersaks(er).
En zo sloffen we hupsakee, de vrijdagavond in. Maak er een krokant weekeinde van.