Voorjaar
Als ik aan het voorjaar denk, denk ik aan veel dingen. Aan de zon natuurlijk. Aan warme zonnestralen en een koude wind. Aan rokjes en blote enkels en tegelijk aan winterjassen en sjaals. Aan open ramen, wapperende lakens, geluiden van binnen die weer naar buiten mogen. Het getik van bestek op een bord, een kind dat zijn moeder roept.
Ik denk aan zingende merels en tsjirpende koolmezen, aan meerkoeten die kopje onder gaan en iedere keer weer langer onder water blijven dan je in eerste instantie zou verwachten. Aan honden aan de lijn, aan poezen in een zonnige vensterbank. Aan dat ik nooit kan kiezen tussen de woorden lente en voorjaar.
Maar ik denk ook aan bouwvakkers en hun sigaretjes, aan de mannen op het bankje van Sportschool Kops, aan de volle bankjes langs de Weesperzijde, aan de eerste witbieren op het terras van Hesp en aan studenten met hun maaltijdsalades op de kade.
En ik denk aan gras dat weer groener wordt, aan bootjes over het water, aan zoekgeraakte zonnebrillen, aan mijn opa op zijn sterfbed die graag wilde dat we zouden genieten van de zon en van de mooie bloemen, en dat ik dat nog ieder voorjaar doe.
Ja, als ik aan het voorjaar denk ik aan een heleboel, maar niet aan 27 februari.