Wahnsinn, wahnsinn
Het was donderdag en ik moest en zou eropuit dus dat deed ik. En omdat ik nooit twee keer dezelfde route wil lopen en een flinke tocht in gedachten had nam ik het eerste stuk de trein omhoog. Dat voelde een beetje als valsspelen maar dit is nou typisch zo’n doel dat de middelen heiligt. Op station Wengernalp stapte er naast mij ook een vijftal ouderen uit, van wie er eentje direct naar de wc ging. Ik moest ook dus ik ging ook, maar dan wel naar de heren. Met een lege blaas en een hoofd vol verwachtingen van wat komen zou ging ik omhoog en omhoog en omhoog en een uur later stond ik bovenop de Lauberhorn, een bergtop die in het niet valt bij de reuzen ertegenover, de reuzen Eiger, Mönch en Jungfrau, maar ik stond er toch maar en het uitzicht was uit de kunst. Ik was er niet helemaal alleen want ik had gezelschap van een stel tamme Alpenkauwen en een of andere hoen die ik nog even op moet zoeken in mijn vogelboek.
Ik at wat, ik dronk wat en toen was het alweer tijd voor de afdaling want ik had nog een lange dag voor de boeg. Op weg naar beneden kwam ik een Amerikaanse man en zijn vrouw tegen. Ze waren verdwaald want ze wilden naar Allmend en dan naar Wengen en toen vertelde ik de man dat ze dan goed uit de richting waren, maar dat het nog maar een klein stukje was naar de top en dat ze die dus wel even moesten beklimmen, want het uitzicht was amazing, hoorde ik mezelf zeggen. Op de kaart wees ik aan hoe ze hun weg zouden moeten vervolgen en zo gingen we verder, zij naar boven en ik naar beneden.
Het was een dag van Kaiserwetter: eentje vol zonnestralen en zonder ook maar een wolkje aan de lucht. En de benen deden het goed en de vogels vlogen in de rondte en de insecten zoemden dat het een lieve lust was en er was verder niemand op mijn pad en spontaan begon ik La Vie en Rose te fluiten. Waarom? Wie het weet mag het zeggen. Maar ik floot en ik floot en ging verder en verder door de alpenweiden op de flanken van de Lauberhorn, tot ik ineens bij de Hundschopf stond. Dat is de plek waar skiërs die meedoen aan de legendarische Lauberhornrennen met een vaart van meer dan honderd per uur een sprong maken van wel veertig meter. Ook bij de Hundschopf: een man en een vrouw.
Het Duitse echtpaar stond zich te vergapen aan het informatiebordje en de man zei alleen maar: Wahnsinn, wahnsinn, wahnsinn. Ik zei in het Duits dat dit nogal indrukwekkend was en zo was er ineens een gesprek waarin ik verklaarde wel te skiën maar de Lauberhornrennen ‘nür von Fernsehen’ kende. Zij ook. Toen vond de man het welletjes en vertrok, de vrouw achter zich aan, maar ze kwam terug want ze was haar wandelstokken vergeten. Nadat ik die haar met enige moeite had aangereikt bleef ik nog even staan en hoorde ik man nog wel tien keer Wahnsinn Wahnsinn Wahnsinn zeggen en hen achtervolgend en inhalend snapte ik dat wel want het was behoorlijk steil en ook nog eens heel mooi.
Toen kwam ik bij een splitsing zonder bordje maar met boerderij. Gelukkig was de boer er ook dus vroeg ik hem welke kant ik op moest om naar Wengen te gaan (entschuldigung, müss ich links oder rechts, danke bitte tschüss). Ik moest eerst rechts en dan links maar voor ik rechts kon moest ik wel even tussen de koeien door en nu veert de meelezende familie Luppes op, want ik heb mij tijdens een vakantie in Oostenrijk ooit onsterfelijk gemaakt omdat ik een hek open heb laten staan doordat ik bang werd van de koeien die op me af kwamen. En dat hek was er juist om ervoor te zorgen dat die koeien niet konden ontsnappen. Maarja. Ik was tien of elf of twaalf of dertien of veertien en schrok van die koeien en liet dat hek voor wat het was en dook de auto in waar mijn vader niet meer bijkwam van het lachen. En sindsdien gaat het altijd over dat moment bij dat hek, als er koeien in het spel zijn. Ik geloof zelfs dat mijn vader me destijds heeft wijsgemaakt dat hij de volgende dag in de krant las dat er koeien waren ontsnapt, maar het kan ook zijn dat ik dat heb verzonnen.
Hoe dan ook: ik heb ervan geleerd. Ik deed het hek open, ik deed het hek dicht, ik groette de koeien, ik groette de boerin die aan kwam sjezen op haar quad en ging eerst rechts en toen links en na een afdaling onder het knetterende Kaiserwetter liep ik de eerste slok van een koud biertje tegemoet. Wat een dag, wat een prachtige dag en wat is het leven toch mooi, je zou er haast bij gaan fluiten. Wahnsinn, riep de Duitse man!