Zomer in de Javastraat
Het was zomer in de Javastraat. Of: de zon scheen in de Javastraat. Of: het was een zomerse zaterdag in de Javastraat en de zon scheen. Niet druk, niet drukkend, gewoon een zomerdag zoals er in het leven veel zijn en nog veel zullen komen. Gelukkig maar. We zien een man op een motor, nog een man op een motor, een vrouw op een motor, ja, overal zien wij mannen en vrouwen op motoren. Er zijn blote mensen op steps en op fietsen groot en klein. Het rolt en het doet en het recreëert en gaat van A naar B, langs terrassen met bezwete overhemden, opgevouwen Volkskranten en glazen koffie met ijs.
Voor de Albert Heijn staat een rij, de blinde meneer uit de buurt doet zijn boodschappen, daar hebben wij respect en geduld voor, daar willen wij gerust even voor wachten. Binnen zoekt hij Pandan-rijst en witte kool, medewerkers en klanten schieten door de zaak om het mandje van de blinde meneer te vullen, uit behulpzaamheid en om hem zo snel mogelijk de winkel weer uit te krijgen want de man ruikt niet lekker en maakt gekke geluiden en raakt met zijn stok de kuiten en knieën van wildvreemden, wiens woede als sneeuw voor de zon verdwijnt als ze zien dat de dader een arme riekende maar bovenal blinde man was.
We gaan weer naar buiten, we kopen een boek (Osipov), halen een visje (nieuw) en horen een gesprek tussen een doorgewinterde moeder en een ambitieuze dochter. Het gaat over de nieuwe ijssalon en dat zij graag een ijsje wil maar dat het van moeders niet mag, nu in elk geval niet, misschien later. Mag ik hem dan nu kopen en dat ik hem bewaar, zegt de dochter, nee, zegt de moeder, dan smelt hij. Waarop de dochter zegt dat ze het ijsje dan beter nu kan kopen én meteen op kan eten.
Is er iets mooiers dan de logica van het onderhandelende kind? Weinig, weinig, of het moeten de blonde meisjes zijn die met vanzelfsprekende elegantie van hun fiets springen en iets zoeken in het linnen tasje dat om hun schouder hangt, ze weten wat ze doen, ze weten dat we kijken. Nog even sporten en dan naar het terras, heerlijk, heerlijk, wat een dag, wat een dag. Het was namelijk zomer in de Javastraat en de zon scheen. De blinde man schuifelde de Albert Heijn uit. Hij zag niets maar voelde dat het goed was.