Taalvondst Vrijdag #4 | Fietstassen en snelbinders

Bart Luppes
3 min readOct 22, 2021

--

De afgelopen twee edities van Taalvondst Vrijdag begon ik met de woorden Ja! Daar zijn we weer, dus vandaag heb ik er extra op gelet om dat een keertje niet te doen. We zijn er overigens wel weer. Ik als schrijver, jij als lezer. En we hebben er zin in (hoop ik). Vandaag gaat het over… fietstassen, snelbinders en namen op plekken waar je ze niet verwacht.

Maar we beginnen bij de fietstas, die vond ik op een plek waar ik ‘m wél verwachtte: achterop een fiets. Die fiets stond in de fietsenstalling van mijn appartementencomplex. Sinds ik hier woon viel me die fiets al op, hij is klein en bruin en had fietstassen die soms ook ineens plompverloren en eenzaam in een hoekje stonden te wachten tot de fiets weer terugkwam. De fiets (en fietstassen) horen trouwens bij mijn Roemeense buurvrouw. Maar dat terzijde.

Waarom werd ik getriggerd door deze specifieke fietstas? Nou: door de de naam FastRider. Als een fietstas namelijk ergens niet aan bijdraagt is het fast riden. Fietsen draait, naast brute trapkracht, om aerodynamica. Vraag maar aan Tom Dumoulin. Of nee, aan uberaeronerd Jan-Willem van Schip. En daarnaast wordt je fiets zwaarder en minder wendbaar en noem allemaal maar op.

De fietstas in kwestie

Maar Bart, dat maakt toch helemaal niet uit op een stadsfiets? Het tijdverlies naar, pak ‘m beet, de Albert Heijn is dan toch verwaarloosbaar?

Ja dat zal allemaal wel, maar nuance helpt bij veel dingen, alleen niet altijd bij het maken van een punt.

Het woord fietstas is overigens een prachtige, het zegt namelijk precies waarvoor het is bestemd. Een tas voor je fiets, een fietstas. Het fenomeen fiets zit vol met die woorden. Ga maar na: fietsband (band voor je fiets), handrem (remmen met je hand), achteruittraprem (remmen door achteruit te trappen), trapper (je moet trappen), stuur (stuur je mee) en ga zo maar door (iedereen kan dit).

De snelbinder is op de fiets een van de weinige vreemde eenden in de bijt (bijt: gat in natuurijs dat wordt gemaakt door de mens). Een snelbinder bindt nooit echt snel. Het is altijd gedoe. Ze zijn altijd of te kort, of te lang. Wat je er ook mee vast wil binden: een gymtas, een bos bloemen, een lunchtrommel: het wordt óf geplet óf het past niet óf die krengen schieten er binnen de kortste keren weer af. En: ze lubberen uit, waardoor je er helemáál niets meer aan hebt.

Brengt mij tot slot nog even op het woord lubberen (te ruim zitten. 1) Flodderen 2) Lobberen 3) Slobberen 4) Uitzakken). Het zegt niet precies wat het doet maar het woord vóelt wel heel passend. En het doet me denken aan Henk Lubberding, van wie ik een groot fan ben en daarom ook al eens een stukje over hem schreef.

Ook fraai: de uitgebreide vervoegingen op Ensie.

ik lubber
jij/u lubbert
hij/zij lubbert
wij/zij/jullie lubberen
ik/jij/u/hij/zij lubberde
wij/zij/jullie lubberden
hij heeft gelubberd
lubberend, lubberende

En zo lubberen we met zijn allen mooi naar het einde van dit stukje. Tot volgende week.

--

--

No responses yet